Wie zijn (uit de hand gelopen) hobby in een zelfstandige activiteit omzet om de verliezen ervan te kunnen aftrekken van andere inkomsten, moet uitkijken. Via datamining haalt de fiscus ondernemingen die permanent verlies lijden eruit en wordt, na controle, het verlies van de activiteit op nul gezet. Nu zet de fiscus de aanval ook in op de btw-aftrek.
Inkomstenbelastingen
Er is heel wat rechtspraak over belastingplichtigen die een manege of een paardenfokkerij beginnen en daarbij de kosten van die activiteit aftrekken van hun andere inkomsten. Na verloop van tijd blijkt dan dat de fiscus (vaak gevolgd door de rechtbanken) de activiteit als een hobby kwalificeert en de kostenaftrek herleidt tot nul.
Via datamining screent de fiscus ondernemingen die 5 jaar of meer na hun start nog steeds geen positieve resultaten kunnen voorleggen. De ondernemer krijgt een vraag om inlichtingen met de melding dat de bedoeling is om de kostenaftrek te verwerpen en zodoende het resultaat van de activiteit op nul te brengen.
Btw
Inzake btw komt de discussie minder voor omdat het winstgevend karakter van een onderneming daar eigenlijk niet doorslaggevend is. Tenminste volgens sommige rechtspraak. Het hof van beroep van Antwerpen staat alvast wel aan de kant van de belastingplichtige.
Na bijna 20 jaar komt de fiscus tot de ontdekking dat een vennootschap sinds zijn oprichting nog geen winst maakte. De vennootschap heeft als doel het fokken van sportpaarden en ze registreert zich voor btw-doeleinden als “dekstation voor paarden”.
Er is wel heel wat activiteit (er wordt gefokt, er wordt aan training gedaan, er is de verkoop van sperma en de vennootschap schrijft zich ook in voor professionele sportwedstrijden).
Maar de fiscus stelt vast dat er amper omzet is en al helemaal geen winst. Daarom meent de Btw-administratie dat de vennootschap niet als een btw-belastingplichtige kan kwalificeren waardoor ze de btw-aftrek verliest.
De zaak komt voor de rechtbank van Antwerpen die de fiscus in het gelijk stelt: de verrichtingen van de vennootschap zijn handelingen zonder economische waarde, omdat de zaak niet wordt gebruikt om er werkelijk duurzame opbrengsten uit te verkrijgen.
Het hof van beroep verbreekt dit arrest. Terecht, want btw-plicht is niet gekoppeld aan winst maken, maar wel aan de economische activiteit.
Beslissing van het hof van beroep
Voor het hof stelt de vennootschap dat zij wel degelijk een economische activiteit uitoefent: de vennootschap werd opgericht met een specifiek doel, is ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, is onderworpen aan de vennootschapsbelasting.
Verder (en zeker niet minder belangrijk) toont de vennootschap ook aan dat ze over de nodige vergunningen beschikt, dat er een professionele infrastructuur aanwezig is. Er is ook personeel en ze beschikt over een groot paarden- en spermabestand.
Er worden ook effectief verkopen gerealiseerd.
De activiteit is weliswaar niet rendabel maar dat is voor btw-doeleinden niet relevant.
De fiscus kijkt naar de definitie van “economische activiteit”. Opdat er sprake is van een economische activiteit spelen elementen zoals de aard van de geëxploiteerde zaak, de wijze en de context van verwerving, de inkomsten die uit deze exploitatie worden verkregen, de wijze van financiering van de activiteit, het al dan niet bestaan van actieve handelingen inzake commercialisering, de exploitatievoorwaarden, de hoedanigheid van de exploitant, de aard van het cliënteel, enz.
De fiscus stelt vast dat er slechts een beperkt aantal belastbare handelingen worden gesteld, dat er vrijwel uitsluitend inkomende handelingen zijn, er structurele verliezen worden geleden en dat de vennootschap vooral gefinancierd worden via de rekening-courant van de zaakvoerster en kapitaalinjecties van verbonden ondernemingen.
Volgens de fiscus blijkt uit de feiten dat de vennootschap niet de intentie had om zich als professioneel paardenfokker op de markt te begeven maar dat het om een hobby gaat. Daarom beschouwt ze de vennootschap als eindverbruiker van de diensten en goederen die ze afnam en moet ze de btw terugstorten.
Het hof grijpt terug naar de definitie van “belastingplichtige”.
Het hof weerlegt in eerste instantie het argument dat uit het feit dat de vennootschap steeds verlieslatend is, mag afgeleid worden dat er geen economische activiteit zou zijn. Het volstaat dat er duurzame opbrengsten worden behaald. Niet dat er winst gemaakt moet worden.
In het Belgische wetboek wordt zelfs uitdrukkelijk gesteld dat er sprake kan zijn van een economische activiteit ongeacht of er winstoogmerk is.
Er is ook duurzaamheid want de vennootschap werd al opgericht in 1997 terwijl de discussie hier gaat over het tijdperk 2014-2017.
Het hof stelt dan vast dat de vennootschap wel degelijk een vergoeding krijgt voor haar diensten (waaronder de verhuring van stallen) of voor het sperma dat zij verkoopt.
De activiteit overstijgt volgens het hof het niveau van een hobby.
Verdeelde rechtspraak
Het hof van beroep van Antwerpen ziet dus geen hobby terwijl de rechtbank dat wel deed. Ook voor andere hoven werden al enkele gelijkaardige casussen voorgelegd met wisselende uitkomsten. In dit geval lijkt het er vooral op dat de activiteit voldoende professioneel werd aangepakt, met toch enige inkomsten (zij het onvoldoende) en over een langere periode. Maar het is een delicate discussie die soms - zoals in dit geval - slechts na jaren discussie beslecht kan worden.