Over het wetsontwerp nr. 54K3119001 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen zijn we nog lang niet uitgepraat. Het nieuwe wetboek (afgekort WVV) vervangt het bestaande Wetboek van Vennootschappen, de vzw-wet van 27 juni 1921 en de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen. In deze bijdrage staan we stil bij de veranderingen voor vzw's. Door de invoering van een functioneel ondernemingsbegrip dat aansluit bij de economische realiteit, worden vzw's ondernemingen.
Het Belgisch vennootschapsrecht vindt zijn oorsprong in het Burgerlijk Wetboek van 1804 en in de wet van 18 mei 1873. Nieuwe wetswijzigingen volgden elkaar op. Het resultaat na de omzetting van Europese richtlijnen is een uitvoerig gecoördineerde en soms onsamenhangende tekst. Om hieraan te verhelpen, werd het Wetboek van vennootschappen (wet van 7 mei 1999) ingevoerd. Na Nederland, de Scandinavische landen, Duitsland, Italië, de Angelsaksische landen en Frankrijk, springt België op de kar om het vennootschapsrecht te moderniseren en het aantrekkelijker te maken. Een belangrijk kenmerk van de modernisering van ons vennootschapsrecht is een doorgedreven vereenvoudiging. Het vennootschapsrecht én het verenigingsrecht worden in één enkel wetboek geïntegreerd.
Gevolgen invoering nieuw ondernemingsbegrip
De nieuwe benadering van het ondernemingsbegrip heeft geleid tot het in vraag stellen van het klassieke onderscheid tussen vennootschappen en verenigingen (zonder winstoogmerk).
Verenigingen en stichtingen, die beide ondernemingen zijn voor het Wetboek van Economisch Recht (WER), zullen gelijk welke activiteit kunnen uitoefenen om in de nodige financiële middelen te voorzien voor hun belangeloos voorwerp (de nieuwe benaming voor “doel”).
De nieuwe benadering leidt ook tot een vervaging van het winstoogmerk als onderscheidend criterium van deze samenwerkingsvormen. Het winstoogmerk wordt vervangen door een ander criterium, dat van de rechtstreekse of onrechtstreekse winstuitkering onder de leden. Winstuitkering nastreven, en niet de aard van de activiteiten of het doel/oogmerk, wordt het enige criterium van onderscheid. Elke organisatie krijgt de mogelijkheid om een economische activiteit te beoefenen. Zo kan een vennootschap, naast een klassiek winstdoel, een belangeloos doel hebben waartoe zij een deel van haar winsten bestemt.
De vennootschap met sociaal oogmerk zal dan ook verdwijnen als afzonderlijke rechtsvorm.
Deze samenwerkingsvorm is hetzij een vennootschap als zij haar vennoten een beperkte vergoeding toekent in ruil voor hun inbreng, hetzij een vereniging als haar statuten elke winstuitkering verbieden.
Coöperatieve vennootschappen en vzw's kunnen zich wel nog laten erkennen als “sociale onderneming”.
Waar vinden vzw's in de toekomst hun wettelijke voorschriften terug?
Ten eerste in Deel 1 van het WVV met algemene bepalingen voor vennootschappen, verenigingen en stichtingen. Boek 1 bevat de definitie van de vereniging en de stichting. Boek 2 bevat bepalingen over de naam van de rechtspersoon, de oprichting en de openbaarmakingsformaliteiten, de nietigheid, het bestuur, de geschillenregeling, de ontbinding en de vereffening. Deze bepalingen zijn van toepassing op alle rechtspersonen, tenzij anders wordt aangegeven.
Vervolgens in Deel 3 van het WVV. Dit deel met de voorschriften voor verenigingen en stichtingen is samengesteld uit Boek 9 (vzw), Boek 10 (ivzw) en Boek 11 (stichting). Het betreft een loutere hercodificatie van de voorschriften over verenigingen en stichtingen met enkele kleine aanpassingen.
Zo werd de (vooral in samenwerkingsverbanden) als nutteloos ervaren regel afgeschaft dat het bestuur van een vzw minder leden moet tellen dan de ledenvergadering.
De beroepsvereniging wordt voor het eerst geïntegreerd in het wetboek, onder de vorm van de vzw erkend als beroepsvereniging.
De internationale vzw wordt wegens groot succes ongewijzigd behouden.
Tenslotte in Deel 4 van het WVV. Boek 13 behandelt de herstructurering van verenigingen en stichtingen.
Wat zijn de nieuwigheden voor vzw's in grote lijnen?
De vereniging moet opgericht zijn door ten minste 2 personen (nu 3).
Een vzw in oprichting moet verbintenissen binnen 3 maanden overnemen (nu 6 maanden).
De oprichtingsakte moet neergelegd worden (nu niet). De neerleggingstermijn voor alle vzw's is 30 dagen.
Het ledenregister kan elektronisch worden bijgehouden.
De rechten en plichten van de leden moeten alleen in de statuten worden opgenomen (en niet in het huishoudelijk reglement).
De rechtspersoon die een mandaat opneemt in een vzw, moet een natuurlijke persoon als vaste vertegenwoordiger hebben.
De vzw moet zich inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (gratis). De koning bepaalt nog de datum vanaf wanneer.
Het blijft een feitenkwestie of de vzw onder de rechtspersonenbelasting (zolang de economische activiteiten bijkomstig blijven) dan wel onder de vennootschapsbelasting valt.
De boekhoudverplichtingen blijven onverkort van toepassing.
Voor wanneer?
Het wetsontwerp voorziet in ruime overgangstermijnen voor bestaande verenigingen om zich aan te passen.
De wet zou in werking treden in de loop van 2019 voor nieuwe verenigingen.
Voor bestaande verenigingen zou het nieuwe wetboek van toepassing worden op 1 januari 2020. Zij zouden tot 1 januari 2024 de tijd krijgen om hun statuten in overeenstemming te brengen met het nieuwe wetboek.
Houd ook de volgende nieuwigheden voor vzw's in het achterhoofd:
- Sinds 1 mei 2018 kunnen vzw's gerechtelijk reorganiseren en failliet gaan (nieuwe insolventierecht).
- Vanaf 1 november 2018 wordt de ondernemingsrechtbank bevoegd voor geschillen tussen vzw's.