Laadpalen: het btw-verhaal
Eind 2021 pakte de wetgever uit met een wet die onze mobiliteit moet vergroenen door enerzijds de fiscale aftrek van voertuigen op fossiele brandstoffen af te schaffen, en door anderzijds de investeringen in verplaatsingen zonder C02-uitstoot aan te moedigen. Zo genieten ondernemingen een verhoogde aftrek voor de installatie van laadpalen. Particulieren hebben recht op een belastingvermindering. Maar hoe zit het met het btw-aspect van die laadpalen?
Particulier
Wie een laadinstallatie laat plaatsen, moet btw betalen op het factuur. Omdat een laadpaal die vastzit in de grond, aan uw huis of misschien aan uw carport, beschouwd wordt als een onroerend goed, kan u eventueel het verlaagd btw-tarief van 6% genieten voor verbouwingen aan woningen die meer dan 10 jaar oud zijn.
Volgens de Btw-administratie is het verlaagd tarief mogelijk als de laadpaal geïnstalleerd wordt:
- in de eigenlijke privéwoning of aan de buitengevel ervan
- in, of aan de gevel van de garage of carport van de bewoner van de privéwoning (ook bij privatieve garageboxen van appartementsgebouwen, en privatieve staanplaatsen in, of onder een appartementsgebouw, voor zover het appartement waartoe ze behoren, als een privéwoning wordt gebruikt)
- aan de toegangsweg die de openbare weg verbindt met de garage die deel uitmaakt van de eigenlijke woning of met de voornaamste toegang tot de woning of het gebouw, of
- op het buitenterras dat deel uitmaakt van de woning omdat het eraan grenst.
De laadpaal moet dus op één of andere manier verbonden zijn met het onroerend goed. Laat u de installatie plaatsen in een garagebox verderop in de straat, dan kan u dat tarief niet genieten.
Werknemer
Werknemers die een laadpaal installeren kunnen, net als particulieren, een verlaagd btw-tarief genieten als de woning waar de installatie komt, 10 jaar of ouder is. Het verlaagd tarief is ook van toepassing als de installatie door de werkgever wordt betaald. Ook het feit dat de werkgever het laadstation al dan niet tegen betaling ter beschikking stelt van zijn werknemer, is niet van belang.
Ondernemer
Voor ondernemingen zijn er twee aspecten relevant: enerzijds het tarief, en anderzijds de aftrekbaarheid.
Wat het tarief betreft: gebouwen die gedeeltelijk voor beroepsdoeleinden worden gebruikt, kunnen geen gebruik maken van het verlaagd btw-tarief als het beroepsmatige gebruik de overhand heeft, tenzij het laadstation in het privégedeelte van de woning wordt geïnstalleerd. Het verlaagd btw-tarief is echter niet van toepassing als het laadstation wordt geplaatst in het beroepsgedeelte van een woning die in haar totaliteit overwegend voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
Tussen tarief en aftrek moeten we er trouwens ook nog op wijzen dat als werken in onroerende staat geleverd worden aan een btw-plichtige, de voldoening van de btw verplicht verlegd wordt. De aannemer factureert dus zonder btw en de klant betaalt de btw via zijn eigen aangifte. Dat geldt niet alleen voor de btw op de plaatsing van de laadpalen, maar ook voor de btw op het onderhoud en op andere bijkomende diensten van de provider (zoals de toegang tot het digitaal platform), op voorwaarde dat het onderhoud en de bijkomende diensten deel uitmaken van één overeenkomst.
Wat de aftrek van de btw betreft, hangt veel af van de plaats waar de onderneming het laadstation laat installeren. Wordt het geïnstalleerd bij de onderneming zelf (en niet bij één van de werknemers), dan zal het laatstation beschouwd worden als onderdeel van de elektrische installatie van de onderneming. De btw is dan volledig aftrekbaar in drie situaties:
- het laadstation wordt enkel gebruikt door de bestuurders, zaakvoerders en werknemers van de belastingplichtige onderneming met volledig recht op aftrek
- klanten of leveranciers van de belastingplichtige onderneming kunnen het laadstation gebruiken in het kader van hun bezoek aan de belastingplichtige (al dan niet tegen betaling)
derden kunnen het laadstation tegen betaling gebruiken.
Ook als de onderneming de installatie huurt, in plaats van ze in eigendom te hebben, is er recht op volledige aftrek.
Anders loopt het als de installatie bij de werknemer wordt geplaatst. De fiscus maakt dan een onderscheid naargelang de laadinstallatie gratis, of tegen vergoeding ter beschikking wordt gesteld van de werknemer. Wordt het laadstation gratis ter beschikking gesteld van de werknemer, dan wordt de btw-aftrek op de installatiekosten beperkt tot het beroepsmatige gebruik van de wagen. Inzake btw zijn er drie methodes om het beroepsmatige gebruik van een voertuig vast te stellen: de methode op basis van de werkelijk gereden beroepskilometers, een semi-forfaitaire methode en ten slotte een algemeen forfait van 35%. De btw-aftrek voor de laadpaal volgt dus de btw-aftrek aan de hand van één van de drie methodes die gelden voor het voertuig zelf.
Betaalt de werknemer voor de laadpaal (hij huurt ze bijvoorbeeld van de werkgever) of er is een vermindering van het nettoloon, dan moet de werkgever btw aanrekenen op de vergoeding. De aftrek van de btw op de installatiekosten wordt dan logischerwijze ook niet beperkt. De fiscus eist wel dat de vergoeding die de werknemer betaalt, gelijk is aan de normale waarde. Niet alleen moet dan rekening gehouden worden met een normale afschrijvingsperiode (5 jaar), maar de belastbare basis voor de btw moet ook beperkt worden tot het privé-gebruik van het voertuig.
Groener is niet simpeler
U merkt het: de maatregelen die eind 2021 genomen werden om u ertoe aan te zetten uw wagenpark om te schakelen van fossiele brandstoffen naar elektriciteit, hebben ook een btw-kantje. Dat btw-kantje werd niet mee aangepast en dat verhoogt de complexiteit van de investeringsbeslissing.